Verslag van mijn eerste oversteek op eigen kiel naar Southwold. Een schitterende tocht met veel zon en hemelse winden, maar gelukkig niet zonder avontuur.
Verslag van mijn eerste oversteek op eigen kiel naar Southwold. Een schitterende tocht met veel zon en hemelse winden, maar gelukkig niet zonder avontuur.
Hier kun je het artikel in Zilt lezen (gratis). Onderaan deze pagina staat een pdf van het stuk zoals het in Zilt verscheen.
Ik zit alleen op het voordek en kijk over de zee. De avond valt, we zeilen richting ondergaande zon. De lucht is zachtmoedig rood en helgeel waar de zon de kim raakt. Meestal kijk je naar een zonsondergang als naar een panorama dat zich in de verte afspeelt, nu heb ik het gevoel dat ik er doorheen zeil en er deel van uitmaak. Ik moet denken aan vroeger, toen ik als kind de zomers doorbracht aan het strand van Goeree-Overflakkee en met een mengeling van nieuwsgierigheid en verlangen uitkeek naar die schier eindeloze zee.
De deining is licht en regelmatig, met elke golf ebt wat spanning uit mijn lijf. “Het ziet er goed uit”, zeg ik tegen mezelf. “We gaan het deze keer redden; letterlijk geen vuiltje aan de lucht.”
Dit is het dus, denk ik. Midden op de Noordzee, zeilend met vrienden op mijn eigen boot. Is dit het allemaal waard? Al dat geklus tijdens koude winter- weekenden, al die boeken, het geploeter voor het examen Theoretische Kustnavigatie, dat kleine kapitaal dat ik naar werf en watersportwinkel bracht en alle tijd en ruimte die ik van mijn vrouw en kinderen vraag? “En of het dat allemaal waard is”, glimlach ik.
Gaan!
Deze tocht is een revanche. Drie maanden eerder, begin juni, eindigde mijn eerste poging om op eigen kiel naar Engeland te zeilen achter de sleeplijn van een reddingsboot van de KNRM. Zie Zilt 130. De zee leerde me haar nooit te onderschatten, maar afschrikken deed ze me niet – daarvoor waren eerdere oversteken die ik op andermans kiel maakte te mooi. We nemen de geleerde lessen nog eens door en met zo goed als dezelfde bemanning besluiten we andermaal koers te zetten naar de Engelse oostkust, dit keer naar Southwold.
Begin september is het zover. De zon brandt alsof het hoogzomer is en met ontbloot bovenlijf varen we door het Noordzeekanaal richting IJmuiden. Om een uur of drie schutten we naar het zout, en leggen vervolgens aan in de marina voor de laatste voorbereidingen: goed eten, weerberichten nogmaals checken, waypoints doornemen, tanken, trossen los, we gaan. We gaan!
Vleermuizen
Met een mooi briesje schuin op de boeg verlaten we IJmuiden. Een paar uur later zeilen we de avond in. ’s Nachts blijft het warm – hoe vaak kun je midden in de nacht op de Noordzee in je T-shirt zeilen? We beleven een rustige nacht, met bij het ochtendgloren onwaarschijnlijke gasten in ons grootzeil: twee verdwaalde vleermuizen. Ik sliep op dat moment en kan het niet geloven, we zitten midden op zee! Maar de foto’s liegen niet.
De wind trekt aan en ruimt wat, zodat we de bolle jan op kunnen zetten. De Galatea (een Taling 32, als Vigilanter ooit eigendom van haar ontwerper Cor Taal) is helemaal in haar element. Loom rolt de kloeke langkieler over de golven en weet ze ondanks het zwakke windje 5 knopen te maken. De uren glijden voorbij, en dan gebeurt haast als vanzelf wat zeilen met vrienden zo mooi maakt. Juist omdat we zeeën van tijd hebben, passeren de grote en kleine problemen en vreugdes in ons leven schijnbaar achteloos de revue: gelazer op het werk, de studiekeuze van één van de kinderen, spanningen thuis – uiteraard allemaal afgewisseld door flauwe dan wel harde grappen.
Recht voor de pub
Land in zicht! Ondertussen is de wind flink aangetrokken en hakken we – veel langer dan ons lief is – tegen wind en stroom in de laatste mijlen naar Southwold. Eindelijk hebben we de havenmond voor ons. Het is al donker, en hoewel we de gecompliceerde entree van Southwold vaak genoeg bestu- deerd hebben, zijn we gespannen.
Zonder problemen varen we de haven in (en maken op tijd de beruchte, onzichtbare bocht van het midden van de vaarweg naar de kade) en leggen aan, recht voor de pub. De stroming giert door deze uit de kluiten gewassen sloot met zo’n 4 knopen naar binnen. We verlengen de landvasten nog maar wat extra, want morgenochtend staat het water hier zo een paar meter lager. De pub zit stampvol en verdomd: het lokale shantykoor heeft haar maandelijkse repetitie. “Four pints please” en aanhaken maar.
Harde wind
De volgende dag genieten van het heerlijk landelijke Southwold. Na a proper English breakfast wandelen we door de weilanden, het stadje en langs de visserskotjes aan de haven. Als we via de pieren naar de haven teruglopen, kunnen we er niet omheen: het is stevig gaan waaien. We moeten deze avond vertrekken als we zondagavond thuis willen zijn, want het volgende acceptabele weervenster is pas over 24 uur. De windmeter van de RNLI, de Britse evenknie van de KNRM, is onverbiddelijk: het waait 6 tot 7 Beaufort en dan vaar ik niet uit – we zijn onze Scheveningse lessen niet vergeten. Bovendien oogt het water tussen de pieren allesbehalve gemoedelijk. De stroming van de rivier Blyth zorgt voor forse, onvoorspelbare golven die strijden met de krachtige wind die schuin op de kust staat. Veel ruimte voor een stuurfoutje is er niet: je ligt zo op één van de pieren aan lagerwal. En eenmaal buitengaats ligt aan lij een langgerekte ondiepte. De druk om nu toch te vertrekken is groot (maandagavond aankomen zal thuis bepaald niet op applaus kunnen rekenen), maar we besluiten nu niet uit te varen.
Brits advies
Dan komt een zeilboot aangevaren. De kleine Westerley zwaait heftig heen en weer op de ruwe golven. Het bootje klotst en hotst op de golven en maakt tussen de pieren een paar flinke schuivers. De stuurman lijkt echter niet onder de indruk, net als zijn vrouw die rustig achter de buiskap zit.
Als de Westerley afgemeerd ligt, maken we een praatje met de al enigszins op leeftijd zijnde schipper. Southwold blijkt zijn thuishaven, dus hij lijkt ons geschikt om ons dilemma voor te leggen. Zou hij met deze wind en golven naar buiten gaan. “Well no, actually. You see, I just came in.” Britse humor. De behulpzame man zegt dat we ons over de golven geen zorgen moeten maken: zo lang we maar een flinke dot stroming mee hebben, worden we vast probleemloos naar buiten gezet. Maar dan moeten we niet lang wachten, anders hebben we te weinig stroming op de kont.
We lopen nog een keer naar het havenhoofd. De wind is gezakt naar 18 tot 20 knopen en de golven zijn rustiger. Ook al is het bijna donker, we gaan.
Afvallen maar…
We maken een plan en verdelen de taken: na afvaart schijnt de een met zaklamp op de kade, de ander houdt kaart, diepte- en snelheidsme- ter in de gaten, de derde hijst vlak voor het begin van de pieren het grootzeil. En ik, ik moet vooral het hoofd koel houden. We kunnen dit, dit wordt geen tweede Scheveningen.
We schieten langs de kade, maken op tijd de onzichtbare bocht, hijsen het zeil en stampen aan de wind met bijna vol motorvermogen te- gen de golven in. Een onstuimige golf slaat op het dek, zorgt voor een flinke schuiver en zet ons een paar meter op zij. Direct daarna komt er nog een die hetzelfde doet… maar we houden genoeg vaart om langzaam maar gestaag op te loeven. Na een paar minuten varen we voorbij de pieren. Nu nog langs die ondiepte. We motor- zeilen hoog aan de wind en na een minuut of vijf geeft de navigator het verlossende woord: we zijn er voorbij! Motor uit en afvallen maar.
De uren daarna geniet Galatea overduidelijk van haar ruime koers en stuift ze met zo ongeveer rompsnelheid de nacht in. Na een nacht en een dag heerlijk zeilen, lopen we de volgende mid- dag een zonovergoten IJmuiden in. We hebben het gered – op het Noordzeekanaal proosten we op een schitterende, eerste oversteek op eigen kiel.