Dubbelboer Joost van Alphen houdt de ene helft van zijn varkens in kale hokken, de andere scharrelt in de buitenlucht. Gewetensvragen van een welwillende boer. 'Als we kip eten, is dat niet altijd biologisch.'
Dubbelboer Joost van Alphen houdt de ene helft van zijn varkens in kale hokken, de andere scharrelt in de buitenlucht. Gewetensvragen van een welwillende boer. ‘Als we kip eten, is dat niet altijd biologisch.’
‘Het is schraal hè’, zegt varkenshouder Joost van Alphen als hij zijn stallen laat zien. Hier leven ruim elfhonderd varkens onder omstandigheden die exact voldoen aan de wettelijke eisen. Deze dieren zullen nooit de zon zien, nooit een druppel regen op hun huid voelen en nooit frisse buitenlucht inademen. Dierenwelzijn is ondergeschikt aan productie. Dit is de intensieve veehouderij die zo onder vuur ligt. Elk vleesvarken heeft recht op 0,8 vierkante meter en zeugen liggen hun hele leven in kooien die nauwelijks groter zijn dan zijzelf. De kale hokken worden verlicht door tl-lampen en er hangt een pregnante ammoniakgeur, afkomstig van de mest die onder de vloerroosters ligt.
Twintig kilometer verderop heeft Van Alphen nog een veestapel. Deze varkens leven volgens de eisen van het EKO-keurmerk. Ze hebben ruim twee keer zoveel ruimte en kunnen naar buiten als ze dat willen. Zeugen kunnen zelfs in een groene weide een modderbad nemen. De stallen zijn licht, ruim en hebben stro op de vloer waarin de varkens kunnen wroeten. Hier is dierenwelzijn belangrijker dan de laagst mogelijke prijs. ,,Dit is veel prettiger – voor mens en dier”, zegt Van Alphen.
Joost van Alphen is een dubbelboer. Hij is, voor zover bekend bij de zestig leden tellende Vereniging Biologische Varkenshouderij, de enige boer in Nederland die varkens op zowel reguliere als biologische wijze houdt. Van Alphen (43 jaar oud, getrouwd en vader van vijf jonge dochters) is een energieke, vriendelijke man die met liefde over zijn vak praat. Hij is ook nuchter. Zo heetgebakerd als het debat over de intensieve veehouderij is – variërend van ruim honderd hoogleraren die een gepeperd pamflet op de opiniepagina van NRC Handelsblad plaatsten tot de felle actiegroep Wakker Dier die supermarkt C1000 onder vuur neemt – zo kalm praat Van Alphen over zijn twee bedrijven. ,,Het liefst houd ik al mijn dieren op biologische wijze, maar ik schaam mij niet voor mijn intensieve veehouderij. Ik zorg zo goed mogelijk voor mijn dieren – binnen de mogelijkheden die de markt mij biedt.”
De rondleiding van Van Alphen begint bij zijn reguliere bedrijf in het Brabantse Haaren. ,,Wat je zult zien is niet helemaal representatief voor de intensieve varkenshouderij”, waarschuwt hij als we naar de stallen gaan. ,,In 2013 gelden strengere wettelijke eisen, en veel varkenshouders hebben alvast hun stallen deels aangepast. Ik heb dat nog niet gedaan omdat ik niet weet wanneer ik dit bedrijf van de hand kan doen.” Dat betekent overigens ook dat Van Alphens reguliere vlees vanaf volgend jaar niet bij Albert Heijn in de schappen zal liggen. Deze supermarkt wil dan alleen nog maar vlees verkopen met hogere eisen voor dierenwelzijn (zie kader).
We lopen door een lange, kale gang met links en rechts deuren. Van Alphen opent er een, en we betreden een ruimte van circa veertig vierkante meter die is onderverdeeld in acht hokken en een gangpad. Ook hier het felle tl-licht en die zure mestlucht. Van Alphen: ,,Dit is een van de kraamkamers. Hier liggen en baren zwangere zeugen. ,,Kijk, daar is net een jonkie geboren.” Een biggetje zo groot als een mensenhand kruipt hortend en stotend over de rode, plastic roosters naar een infraroodlamp die warmte geeft. De navelstreng zit nog aan zijn buik. De zeug ligt in een stalen kooi die haar nauwelijks manoeuvreerruimte geeft. Ze kan liggen of staan, meer niet. Van Alphen: ,,De zeug zit in een box omdat ze anders per ongeluk op haar jonkies gaat liggen. Dat is misschien niet prettig voor haar, maar ja, anders sterven onnodig veel biggen.”
Op deze reguliere boerderij zal ze altijd in een box staan of liggen (zij het in verschillende ruimtes), en nooit zal ze meer bewegingsruimte hebben dan de box haar geeft: een paar decimeter. ,,Ik zie het ook liever anders”, zegt Van Alphen. ,,Maar dit is efficiënter. Je kunt snel en gemakkelijk al je dieren controleren. Als varkens vrij rondlopen, ben je veel langer bezig om ze allemaal te zien. Ik heb hier één werknemer in dienst die alle 1.100 varkens verzorgt; ik zelf werk hier een halve dag in de week. Op mijn biologische boerderij zijn vier mensen nodig om bijna tweeduizend varkens te verzorgen.”
Is het niet zielig, je hele leven in een box liggen? Even lijkt Van Alphen onaangenaam verrast door deze vraag. Maar dan antwoordt hij weer kalm. ,,Wie zal het zeggen? Die zeugen weten niet beter, en je moet je eigen gevoelens niet op hen projecteren. Varkens zijn lui, zij vinden het veel minder vervelend dan wij om de hele dag stil te liggen. Vergelijk het met mensen: iedereen wil wel in een landhuis wonen, toch zijn velen heel gelukkig op een flatje.” Het woord ‘gevangenis’ is misschien adequater dan ‘flat’, maar het moet gezegd: geen van deze dieren maakt een gekwelde of gespannen indruk, voor zover een leek dat kan beoordelen.
In een ander deel van de stal leven de varkens die bijna slachtrijp zijn. De hokken zijn kaal en uniform. Varkens staan bekend als nieuwsgierige dieren, maar hier kunnen ze alleen met een ketting of een bal aan een touw spelen, zoals de wet gebiedt. Nergens ligt stro, anders raakt de ondergrondse mestafvoer verstopt. De varkens liggen op plastic roosters of op een dichte vloer. Wederom wettelijke voorschriften: de roosters kunnen de hoeven irriteren, en dus moeten de varkens ook op een gelijkmatige ondergrond kunnen staan of liggen. De oppervlakte van de dichte vloer is niet groot genoeg om alle dieren er tegelijkertijd op te laten staan of liggen.
Varkens kunnen twintig jaar oud worden en driehonderd kilo wegen, maar zowel reguliere als biologische varkens worden geslacht als ze zes of zeven maanden zijn en ongeveer 118 kilo wegen. Daarna verloopt de gewichtstoename langzamer, terwijl de kosten voor de boer gelijk blijven. Bovendien wordt een van de meest kostbare stukken vlees te groot: de karbonade, gemaakt van de ribben. De karbonade van volgroeide varkens vinden consumenten een te grote portie, bevestigt de woordvoerder van Vion, de grootste vleesverwerker van Nederland. En dus zullen Nederlandse vleesvarkens nooit volwassen worden en meer dan twee jaargetijden meemaken.
De krulstaarten van de varkens zijn gecoupeerd. ,,Daar ontkom je niet aan”, zegt Van Alphen. ,,Als je de staarten laat zitten, kunnen ze die bij elkaar opvreten. Dat wordt een bloedbad.” De meeste ethologen dragen verveling en frustratie aan als oorzaken van het staartbijten. Dat klinkt aannemelijk: in de biologische veehouderij hebben varkens meer bewegingsvrijheid en hoeven de staarten niet te worden afgeknipt.
Van Alphen heeft moeite met enkele aspecten van de intensieve veehouderij. Maar wie een man in permanente gewetensnood verwacht, komt bedrogen uit. ,,Ik ben geen tegenstander van de intensieve veehouderij. Er is geen sprake van onacceptabel dierenleed, anders zou ik dit werk niet doen. Bovendien voel ik me niet persoonlijk verantwoordelijk voor deze minimale voorzieningen. Consumenten willen voor een dubbeltje op de eerste rang zitten, en ze zijn niet bereid om meer te betalen voor hun vlees. Niet ik, maar de consument kiest voor de bio-industrie.”
Toch wringt het: als Van Alphen een voorkeur heeft voor de biologische varkenshouderij, waarom houdt hij niet al zijn varkens op biologische wijze? Waarom is hij een dubbelboer? ,,Daarvoor moeten we terug in de tijd”, zegt Van Alphen. ,,Toen ik dit bedrijf van mijn ouders overnam, lag het aan de rand van Haaren. Nu is het omringd door woningen en daarom is het onmogelijk om uit te breiden. Dat is funest voor een varkenshouder, want sinds enkele decennia dalen de prijzen voor varkensvlees almaar en moeten boeren uitbreiden om het hoofd boven water te houden. Ik ging op zoek naar een nieuwe locatie en vond die in Heusden, twintig kilometer verderop, waar schaalvergroting geen probleem was. Maar het begon te knagen. ,,Willen we dit wel?”, dachten mijn vrouw en ik, ,,almaar meer varkens houden voor steeds minder geld en steeds minder aandacht voor je dieren?” De Van Alphens gingen zich oriënteren en bezochten een groot aantal biologische varkenshouders. ,,Hun werkwijze sprak ons aan, maar we zagen ook dingen die volgens ons slimmer en beter konden. De meeste biologische boeren opereren kleinschalig en niet bijzonder efficiënt, en dat maakt je kwetsbaar. Na een tijdje tobben en piekeren, wisten we wat ons ideale bedrijf is: op moderne, grootschalige wijze biologische varkens houden.”
Het bleek echter moeilijk om van de oude boerderij in Haaren af te komen. ,,Geen enkele boer wil dit bedrijf overnemen omdat ook hij niet kan uitbreiden. Het perceel verkopen aan een projectontwikkelaar die er huizen of kantoren op zet, heeft geen zin omdat de grond veel minder waard is dan de hypotheek die erop rust.” Er zijn subsidies om intensieve veehouderij te verplaatsen naar dunner bevolkte gebieden, maar die schieten volgens Van Alphen tekort. ,,Verplaatsing van dit bedrijf wordt slechts voor de helft vergoed, de andere helft – pak ‘m beet vijf ton – is voor mijn rekening. Ik heb een gezond bedrijf, maar dat verlies kan ik niet dragen.”
En dus zit Van Alphen ‘gevangen’ op deze dorpsboerderij in Haaren. ,,Dat kwartiertje reistijd naar mijn andere boerderij – waar ik woon – maakt me niet zoveel uit. Maar ik wil deze manier van varkenshouden achter me laten.” Waarom gaat Van Alphen niet op de boerderij van zijn ouders biologisch boeren? Van Alphen schudt zijn hoofd. ,,Biologische varkens moeten buiten kunnen lopen en dan kunnen de buren klagen over geluid, stank of vliegen. Bovendien zullen minder varkens op dezelfde oppervlakte leven en zal ik meer personeel moeten inhuren omdat biologisch boeren bewerkelijker is. Dat is op deze locatie niet rendabel.”
Het is, kortom, anno 2010 niet mogelijk om in een Brabants dorp als Haaren op biologische wijze varkens te houden, ongeveer op dezelfde manier zoals Van Alphens voorouders dat deden.
Op naar de biologische boerderij in Heusden. Omringd door lege, groene weilanden liggen de varkensstallen en een ruim woonhuis met grote tuin, inclusief de op het Brabantse platteland alomtegenwoordige kindertrampoline. In het weiland naast de oprit luiert een grote groep varkens in de schaduw van de bomen. Een enkeling neemt een bad in de modderpoel, precies zoals we op school over varkens leerden.
,,Dat zijn de zeugen”, zegt Van Alphen trots. ,,Ze kunnen in de stal liggen, maar als ze dat willen ook lekker in de wei wroeten.” Dit voorrecht is overigens alleen voorbehouden aan zeugen. Vleesvarkens zullen nooit van een modderbad genieten: zij hebben geen toegang tot de weide. ,,Het zou onbetaalbaar zijn om alle varkens in de weide te houden. In Nederland is grond daar veel te duur voor, en het voeden en de beesten klaar maken voor transport, wordt veel te bewerkelijk.”
De vleesvarkens – met ongeknipte krulstaart – liggen in hokken met een binnen- en een buitengedeelte. Circa veertig varkens delen zo’n hok, dat ruimer is dan in de reguliere varkenshouderij, maar voor het als nieuwsgierig omschreven varken behoorlijk eentonig moet zijn. Wel ligt overal stro, dat elke dag met de hand uit de hokken geveegd moet worden. Om bij Van Alphens vergelijking te blijven: deze stallen zijn geen villa’s, maar rijtjeshuizen.
Dierenwelzijn is voor veel boeren te duur
Robert Hoste van het Landbouw Economisch Instituut in Wageningen, doet al jaren onderzoek naar de economische positie van Nederlandse varkensboeren. ,,Veel varkenshouders hebben het zwaar. Het gemiddelde bruto inkomen van varkensboeren is 20 duizend euro per jaar, en daar werken ze zes à zeven dagen per week voor. Voor velen te weinig om van te leven: elke tien jaar halveert het aantal varkensboeren in Nederland.”
Schaalvergroting is het antwoord, maar niet elke boer kan die extra investering betalen. ,,Veel bedrijven hebben enorme hypotheken en banken zijn terughoudender bij het lenen van geld. Bovendien kampen boeren met dalende vleesprijzen, fluctuerende voerkosten en politieke onzekerheid over de omvang van de intensieve veehouderij in Nederland.”
Nu komt daar een extra ‘last’ bij: de vraag van consumenten om meer dierenwelzijn. Zo wil Albert Heijn, de grootste vleesverkoper van Nederland, in 2011 alleen vlees verkopen met het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming, waarvan de eisen iets hoger liggen dan de wettelijke eisen. Hoste: ,,Varkensboeren moeten hun stallen verbouwen, en dat brengt veel kosten met zich mee die supermarkten waarschijnlijk slechts deels zullen vergoeden. Daarnaast moeten boeren hun stallen ook aanpassen om te voldoen aan milieu- en dierenwelzijnswetten die in 2013 van kracht worden. Wij hebben hier onderzoek naar gedaan, en schatten dat twee van de drie varkensboeren deze investeringen niet of nauwelijks kunnen dragen.”
Hoogzwangere en zogende zeugen kunnen vrij rondlopen in het binnen- en buitendeel van hun hok. Aan de muren zijn halfronde beugels bevestigd die de biggen moeten beschermen als de zeug gaat liggen. Toch sterft een op de vijf biggetjes onder het gewicht van de moeder; in de reguliere stal is dat gemiddeld een op de acht. ,,Daar staat tegenover dat de zeugen hier veel meer natuurlijk gedrag kunnen vertonen, en dat is uiteraard veel prettiger voor ze. Kijk, deze staat op het punt om te werpen. Dan loopt ze onrustig heen en weer in haar stal en ze gaat nestjes maken van stro. In een box kan ze dat niet.”
De varkens hebben het hier beter – en Van Alphen ook. ,,Biologisch boeren is veel uitdagender. Omdat je bijvoorbeeld veel medicijnen niet mag gebruiken, heb je minder ruimte om in te grijpen bij zieke dieren. Je moet dus meer opletten of het wel goed met je varkens gaat, en daardoor heb je aanzienlijk meer contact met ze. In de intensieve varkenshouderij is alles al uitgekauwd, je volgt vaststaande procedures. Grootschalige, ecologische veehouderij is pionieren.”
De biologische boerderij van Van Alphen is een van de grootste in Nederland. De gemiddelde biologische varkenshouder heeft in totaal zevenhonderd tot duizend varkens, Van Alphen heeft bijna tweeduizend varkens in moderne, grote en overzichtelijke stallen. Veel is geautomatiseerd. Boven elk hok hangen computeruitdraaien met informatie over de dieren. Het voederen is volledig geautomatiseerd: op vastgestelde uren stort een machine het voer in de bakken, aangepast aan de leeftijd van de dieren. De zeugen met weidegang krijgen zelfs een persoonlijk dieet. Ze lopen door een poortje en een scanner leest de chip in hun oor. De computer weet nu hoeveel voer elk dier mag hebben. Van Alphen maakt het varkensvoer zelf. In een ruimte die lijkt op een kleine fabriek worden de ingrediënten gemengd. Het EKO-keurmerk eist dat 95 procent van het voer van biologische herkomst moet zijn, wat bijvoorbeeld betekent dat er geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt mogen worden. Van Alphen haalt circa zeventig procent van het voer uit reststoffen. Buiten ligt een grote berg oude broden die dagelijks door bakkers worden geleverd. Op elk brood prijkt het EKO-logo.
We drinken een kopje koffie op de veranda van Van Alphens’ huis. Heeft grootschalige ecologische veehouderij de toekomst? Zou het ooit een alternatief kunnen zijn voor de intensieve veehouderij? Van Alphen: ,,Theoretisch is dat mogelijk. Mijn biologisch bedrijf heeft iets minder productiecapaciteit dan de gemiddelde reguliere varkenshouder, maar niet onoverkomelijk veel. De grote onzekere factor is de consument. Is die bereid meer te betalen voor ecologisch vlees? Nu, maar ook over tien jaar?”
,,De consument boert op afstand”, zegt Van Alphen. ,,Als hij het wil, leven alle varkens in Nederland biologisch.” Eet Van Alphen alleen biologisch vlees? Een schuchter lachje: ,,We eten meestal ons eigen varkensvlees. Maar als we rund of kip eten, is dat niet altijd biologisch. Ook wij zijn gewoon consument.”
Biologisch vlees in cijfers
Het marktaandeel van biologisch vlees groeide de afgelopen jaren gestaag, in 2009 zelfs met 12,3 procent. Maar biologisch vlees is nog altijd een niche: slechts 2,4 procent van de omzet van vlees in Nederland is biologisch; voor vleeswaar is dat 1,0 procent. In recessiejaar 2009 steeg de omzet van het duurdere biologische vlees ruim twee keer meer dan regulier vlees. Ondanks deze toegenomen vraag hanteert De Groene Weg- veruit de grootste opkoper van biologisch vlees – een wachtlijst voor intensieve veehouders die willen overstappen. ,,We willen de prijs op peil houden door overproductie te voorkomen”, zegt een woordvoerder. ,,Als de prijs te veel daalt, is het voor veehouders niet meer lonend om biologisch te werken. Dan zijn we weer terug bij af.” Per jaar accepteert De Groene Weg drie à vier boeren als nieuwe leverancier.