De Britse Safia Minney (1964) is met haar fair trade-kledingmerk People Tree een pionier in de eerlijke en duurzame kledingindustrie. ‘Er was een tijd dat mensen dachten dat fair trade kleding nooit wat zou worden. Nu dragen actrices onze kleding en het scheelde weinig of Kate Middleton was in een van onze jurken getrouwd met prins Harry.’
De Britse Safia Minney (1964) is met haar fair trade-kledingmerk People Tree een pionier in de eerlijke en duurzame kledingindustrie. ‘Er was een tijd dat mensen dachten dat fair trade kleding nooit wat zou worden. Nu dragen actrices onze kleding en het scheelde weinig of Kate Middleton was in een van onze jurken getrouwd met prins Harry.’
‘The times they are a changing’ staat met grote letters op het manshoge videoscherm op het podium. De klassieke quote van Bob Dylan moet de toehoorders inspireren om de mondiale mode-industrie nú eerlijk en duurzaam te maken. In Studio De Hallen in Amsterdam-West viert Fair Wear Foundation zijn jaarlijkse evenement. De zaal zit nokvol met zo’n tweehonderd duurzame voorlopers uit de mode-industrie die debatteren over minder glamoureuze onderwerpen als uitbuiting, kinderarbeid en moderne slavernij in de mondiale mode-industrie. Minister Sigrid Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) opent de dag en steekt de aanwezigen een hart onder de riem. ‘Onder mijn leeftijdsgenoten is veel te weinig bewustzijn over de misstanden die achter onze kleding schuilt, maar onder millennials gelukkig des te meer. Zij vragen zich met meer en meer af: wie maakt mijn kleding?’
Minney is even elegant als eloquent en haar prachtige zwarte jurk met witte borduursels heeft net zo weinig met sandalen en geitenwollensokken te maken als H&M en Primark met leefbare lonen voor fabrieksarbeiders
Dan betreedt Safia Minney het podium voor haar key note speech. De Britse Minney (1964) wordt aangekondigd als een pionier en een van de belangrijkste voorvechters van eerlijke en duurzame kleding, onder andere door het oprichten van het fair trade-kledingmerk People Tree. Maar wie een muffig sandalen-geitenwollen-sokkentype verwacht, komt bedrogen uit. Minney is even elegant als eloquent en haar prachtige zwarte jurk met witte borduursels (‘handgemaakt, door onze Indiase naaisters’) heeft net zo weinig met sandalen en geitenwollensokken te maken als H&M en Primark met leefbare lonen voor fabrieksarbeiders.
Minney vertelt over de werkwijze van haar kledingmerken en herinnert haar gevolg nog maar even aan de noodzaak voor het opschonen van de textielindustrie. ‘Zevenenzeventig procent van senior executives in het Britse bedrijfsleven vermoedt dat in hun productieketens moderne slavernij voorkomt. De mondiale kledingindustrie is de op twee na grootste vervuiler in de wereld. De industrie zet hoopgevende stapjes, maar tussen nu en vijf jaar zijn substantiële verbeteringen noodzakelijk.’
Ethisch schoenenmerk
De Britse Safia Minney (kind van een Zwitserse moeder en een Mauritaanse vader) is met recht een pionier in de eerlijke en duurzame kledingindustrie. Na haar studie economie maakte ze carrière in de Londense marketing- en reclamewereld. Begin jaren negentig vertrok ze met haar man naar Tokyo, Japan, waar ze werkte voor onder andere Amnesty International en The Body Shop. Begin jaren negentig richtte ze Global Village op, een internationale campagneorganisatie die mensen met praktische tips en tricks aanzet duurzaam te leven. Global Village maakte mede school dankzij de moderne reclame- en marketingtechnieken die Minney zich in haar Londense jaren eigen had gemaakt.
Al snel merkte Minney dat er in Japan een markt was voor duurzame producten en richtte ze de Fair Trade Company op. Later volgde het modemerk People Tree, dat een miljoenenomzet maakt en wereldwijd in meer dan 800 winkels te koop is. Momenteel is Minney co-directeur van Po-Zu, het grootste ethische schoenenmerk in Groot-Brittannië. Naast social entrepreneur is Minney ook auteur van diverse boeken, waaronder Naked Fashion: The New Sustainable Fashion Revolution, Slow Fashion: Aesthetics Meets Ethics en Slave to Fashion.
‘Met People Tree hebben we laten zien dat je honderd procent eerlijke en duurzame manier mode kunt maken die mensen graag kopen en dragen’
U werkt al meer dan 25 jaar aan het opschonen van de kledingindustrie, als activist, auteur en ondernemer. Wat beschouwt u als uw grootste overwinning?
‘Met People Tree hebben we laten zien dat je honderd procent eerlijke en duurzame manier mode kunt maken die mensen graag kopen en dragen. We groeien en maken winst zonder onze principes geweld aan te doen. Daarmee zijn we een voorbeeld en een aanjager voor de mode-industrie.’
Glimlachend: ‘Maar ik ben ook supertrots als ik iemand met onze kleding zie lopen – ik wil ze persoonlijk een knuffel geven. Onze klanten geven het grootste compliment: ze vinden onze kleding mooi en comfortabel. Er was een tijd dat mensen dachten dat fair trade kleding nooit wat zou worden. Nu dragen actrices zoals Emma Watson (bekend van Harry Potter en ambassadeur van People Tree) onze kleding en het scheelde weinig of Kate Middleton was in een van onze jurken getrouwd met prins Harry.’
Wat doet u anders dan reguliere kledingmerken?
‘Bij ons staan mensen – en niet winsten of marktaandeel – voorop. Zo werken we met onze eigen naaisters en wevers in bijvoorbeeld India. Ik ken ze persoonlijk. Ik bezoek ze regelmatig, ik werk me ze, eet met ze, slaap bij ze thuis. We nodigen ze regelmatig uit naar Londen, want ik wil dat ze zien voor wie ze kleding maken. Ook met onze leveranciers van bijvoorbeeld katoen hebben we een langdurige relatie.’
‘De grote fast fashion-merken hebben geen idee of hun katoen door gedwongen arbeid wordt geteeld, welke bestrijdingsmiddelen worden gebruikt en welke gevolgen dat heeft voor hun arbeiders.’
‘Bij het ontwerpen van nieuwe collecties kijken we naar de materialen die zij kunnen leveren en wat onze arbeiders daarvan kunnen maken. Dit is de basis voor onze ontwerpen. We laten ons dus niet leiden door de nieuwste trends, vertalen deze in ontwerpen om dan pas op zoek te gaan naar fabrieken en toeleveranciers die deze zo goedkoop mogelijk kunnen maken. De grote fast fashion-merken werken wel zo en daardoor zijn ze losgezongen van hun productieketens. Ze hebben geen idee of hun katoen door gedwongen arbeid wordt geteeld, welke bestrijdingsmiddelen worden gebruikt en welke gevolgen dat heeft voor hun arbeiders of mensen die in de buurt wonen. De fabrieken waar ze hun kleding laten maken bezoeken ze misschien af en toe, maar hoe het er echt aan toegaat weten ze niet, laat staan bij hun toeleveranciers. Ondertussen persen deze kledingbedrijven hun hele productieketen uit, op zoek naar een fractie meer winst.’
‘Het businessmodel van fast fashion is om zo veel mogelijk kleding tegen zo laag mogelijke prijzen te verkopen: massa is kassa. De marges zijn flinterdun maar door de gigantische omzetten zijn de winsten enorm. Ergens moeten die marges vandaan komen, en de textielarbeiders betalen daarvoor de prijs – uitbuiting, kinderarbeid en milieuvervuiling zijn het gevolg.’
Klanten lopen ermee weg. Kleding was nog nooit zo goedkoop.
‘Maar dat is toch utterly disgraceful and totally unacceptable? Op straat en in de metro zijn we omringd met advertenties om kleding van een paar euro te kopen. Bedrijven spenderen sloten met geld aan marketing om onwetende consumenten te verleiden kleding te kopen die gemaakt is met slavernij. Alleen maar voor een quick fix van consumentisme.’
‘Niet voor niets noemde ik de ngo die ik dertig jaar geleden oprichtte People Village. Vroeger, toen mensen nog in dorpen woonden, wist je van wie je iets kocht en hoe het gemaakt was. In een geglobaliseerde wereld kun je niet zien wiens dochter je tot slaaf maakt als je veel te goedkope kleding of schoenen koopt. Ik wil de connectie terugbrengen tussen mensen die iets kopen en degene die het maakt. Ik streef naar volledige transparantie.’
‘Door een eerlijk en leefbaar loon te betalen, doorbreek je de neerwaartse spiraal van armoede. De reguliere kledingindustrie houdt arbeiders juist in armoede gevangen.’
Hoe worden uw werknemers in India hier beter van?
‘Werk biedt hen een kans op een beter leven – de essentie van wat werk zou moeten zijn. De vrouwen van Swallows, een van onze productielocaties in India, kunnen elektriciteit betalen, wonen in huizen met een zinken dak en een waterbron en hebben zelfs een radio – 75 procent van hun buren leven in armoede en hebben dit allemaal niet. De kinderen van de Swallows-vrouwen krijgen onderwijs tot hun zeventiende en velen gaan zelfs naar de universiteit. Hun buren moeten hun kinderen vanaf twaalf jaar laten werken op het land of in fabrieken. Door een eerlijk en leefbaar loon te betalen, doorbreek je de neerwaartse spiraal van armoede. De reguliere kledingindustrie houdt arbeiders juist in armoede gevangen.’
Kunnen grote textielbedrijven als H&M en Primark uw model volgen?
‘Nee, niet volledig, tenzij ze de essentie van hun businessmodel – zo snel en zoveel mogelijk troep met zo laag mogelijke prijzen verkopen – veranderen. Wel kunnen ze belangrijke stappen zetten, zoals zorgen voor hogere lonen in de fabrieken waarmee ze werken, meer recycling, minder plastics, et cetera. Concreet zou ik willen dat de grote ketens diverser worden en in vijf jaar tijd 5 tot 10 procent van hun collectie voldoet aan internationaal aanvaarde standaarden voor duurzame en eerlijke productie. Dat zou een eerste substantiële stap zijn en een enorm verschil maken voor miljoenen arbeiders wereldwijd.’
Hoe krijgen we die bedrijven zo ver?
‘Zorgen dat deze bedrijven genoeg prikkels krijgen om te veranderen. Dit kan van consumenten en overheden komen. En, een vaak vergeten groep, de financiële sector. Je zou willen dat fast fashion net zo omstreden wordt als de tabaksindustrie. Of wat je nu voorzichtig ziet met de aardoliebedrijven: verstandige pensioenfondsen mijden dit soort investeringen omdat ze inzien dat alleen duurzame bedrijven toekomst hebben. Mind you: de mode-industrie is na de fossiele industrie de meest vervuilende op aarde.’
Wat kan de overheid doen?
‘Wetgeving! Verschillende landen, waaronder Frankrijk, Nieuw-Zeeland en Australië hebben wetten aangenomen die internationaal opererende bedrijven dwingen om misstanden in hun productieketens op te sporten en aan te pakken. In het Verenigd Koninkrijk heeft de Modern Slavery Act veel goeds gedaan. Het is geen perfecte wet, maar zorgt er wel voor dat niet alleen progressieve bedrijven – zoals The Body Shop of Sainsburry – aan de slag gaan, maar alle bedrijven. Ik begrijp dat jullie in Nederland ook bezig zijn met wetgeving (er ligt een wetsvoorstel in de Eerste Kamer, red.). Ik ken de details van de wet niet, maar ik hoop dat jullie snel met een goede wet komen. Vrijwillige gedragscodes leveren te weinig op, die tijd is voorbij.’
‘Ik houd niet van het woord consument, het reduceert mensen tot economische entiteiten die alleen maar naar prijzen kijken.’
Wat kan ik als consument doen?
‘Ik houd niet van het woord consument, het reduceert mensen tot economische entiteiten die alleen maar naar prijzen kijken. We zijn ook nadenkende, voelende, creatieve wezens met ethisch besef. Tuurlijk is wat op het prijskaartje staat belangrijk, maar stel jezelf ook deze vraag: wil ik dat mijn geld uitbuiting financiert? Wil ik dat iemand in Bangladesh of Cambodja zich te pletter moet werken en nog steeds niet genoeg eten voor haar kinderen kan kopen?’
‘Dus wat kan jij als burger in het Westen doen? Informeer jezelf. Koop minder. En als je koopt, koop dan ethisch en groene kleding. Let op keurmerken of kijk welke bedrijven zijn aangesloten bij bijvoorbeeld Fair Wear Foundation. Laat je stem horen bij ‘foute’ bedrijven: bevraag ze via social media en stel vragen bij de kassa.’
‘De media spelen ook een grote rol. Veel media zijn medeplichtig aan uitbuiting in de kledingindustrie. Zij hollen achter de laatste trends aan alsof het megabelangrijk wereldnieuws is. Rubrieken als “Zo kun jij voor een paar euro er uit zien als iemand op de catwalk in Hollywood” propageren hyperconsumentisme, de zuurstof van de fast fashion-industrie. Daarnaast hebben we media nodig die kritische vragen stellen en op onderzoek uitgaan om te laten zien wat er mis is in de kledingindustrie. Én hoe het ook kan.’
De website van uw schoenenmerk Po-Zu stunt met ‘Black Friday’-kortingen tot wel 40 procent. Dat zijn technieken van fast fashion-bedrijven die hyperconsumentisme willen aanjagen…
Minney slaat haar handen voor haar ogen. ‘Oh, ik schaam me diep. We konden niet anders. Kan dit off the record?’
Eh, eigenlijk niet – transparantie en zo?
‘Oké, ik zal het eerlijk vertellen. Vorig jaar heeft Po-Zu haar groei verdubbeld, maar de laatste drie-vier maanden waren heel moeilijk. We moesten wel meedoen aan Black Friday omdat onze cash flow stokte.’
‘Maar er zijn ook inhoudelijke reden om mee te doen. We hopen mensen te overtuigen met leefbare lonen en de kleinere milieu-impact van biologische rubber en katoen, maar we weten ook dat lage prijzen en aanbiedingen mensen pas echt over de streep halen. We willen een breed publiek bereiken en hopen dat deze nieuwe klanten merken dat onze eerlijke en duurzame schoenen heerlijk zitten, zodat ze nog eens bij ons terugkomen. Daarnaast willen we ons niet volledig buiten het systeem plaatsen. We willen aan de fast fashion-industrie laten zien dat we net als hen een gewoon kledingbedrijf zijn. Want eerlijke en schone kleding moet geen niche, maar de norm zijn.’