Over de ecologische gevolgen van onze voorliefde voor een lekker visje weten we nog altijd heel veel níet. Maar wat we wel weten, wordt smakelijk opgedist in deze biografie van de platvis.
Over de ecologische gevolgen van onze voorliefde voor een lekker visje weten we nog altijd heel veel níet. Maar wat we wel weten, wordt smakelijk opgedist in deze biografie van de platvis.
Overbevissing is bepaald geen nieuw fenomeen, zo blijkt uit Schol in de Noordzee – Een biografie van de platvis en de Nederlandse visserij van Roelke Posthumus, evolutiebioloog en publicist, en Adriaan Rijnsdorp, een vooraanstaand visserijbioloog en buitengewoon hoogleraar duurzaam visserijbeheer.
Ik stuitte op dit eind vorig jaar verschenen boek in mijn research voor een serie artikelen over de rol van vis in een duurzame voedselvoorziening. Het is mooi en toegankelijk geschreven. In kort bestek leer je als geïnteresseerde leek veel over de schol (een wonderlijke vis) maar vooral over visserij, visserijonderzoek en de ecologische gevolgen van onze voorliefde voor het lekkerbekje en andere Noordzeevissen.
Zo blijken veel hedendaagse problemen rondom visserij al eeuwenoud te zijn. Engelse vissers klaagden al in de veertiende eeuw over een nieuw type visnet dat met een zware boom over de bodem werd gesleept. De vissers vreesden dat ‘bij vissen het levende slijm en de planten die groeien op de zeebodem ermee worden vernield.’ Hun zorgen waren een voorbode van de nog altijd actuele discussie over de boomkorren waarmee nu op platvissen als schol wordt gevist.
Ook deze netten worden over de zeebodem gesleept om de in het zand levende platvissen op te jagen zodat ze in het net terechtkomen. Tegelijkertijd ploegen deze netten de zeebodem om, wat volgens sommige ngo’s tot desastreuze kaalslag leidt (een overdrijving, volgens de auteurs).
Ook in de dertiende eeuw werd er te veel gevist
Ook het besef dat de overheid de visvangst moet reguleren is eeuwen oud. In de dertiende eeuw groeiden Europese steden en daarmee de vraag naar zoetwatervis, waardoor visbestanden in meren en rivieren uitgeput raakten. Vissers zouden te veel en te jonge vis vangen, en dus vaardigde Floris IV van Frankrijk regels uit voor het vangstseizoen, de maaswijdte en de aanvoergrootte van zoetwatervis (overigens was overbevissing, net als nu, niet het enige probleem, maar ook watervervuiling en het plaatsen van stuwen en sluizen wat de migratie van trekvissen als zalm, forel en steur bemoeilijkte).
Het tekort aan zoetwatervissen in de Middeleeuwen leidde tot expansie van de zeevisserij. Ook dit is een herkenbaar, hedendaags patroon: als een vissoort overbevist raakt, schuimen vissers de oceanen af op zoek naar nieuwe vissoorten, die vervolgens ook met overbevissing worden bedreigd.
Schol in de Noordzee is een rijk boek. Zelfs lezers die moeite hadden hun aandacht bij biologielessen op school te houden – zoals ik – zullen geboeid lezen over de wonderlijke transformatie van een symmetrisch, torpedovormig beestje tot een asymmetrisch platvisje. Zes weken na hun geboorte gaan de anderhalve centimeter lange larfjes op hun zij zwemmen, verplaatst het linkeroog naar wat eerst de rechterkant was en nu de bovenkant, en kantelt hun bekje. Vervolgens zwemt de vis de rest van zijn leven plat over de bodem.
Ook de migratiepatronen zijn verbazingwekkend: schollen leggen als larf grote afstanden op de Noordzee af naar de voedselrijke ‘kinderkamers’ dichterbij de kusten, waarbij ze vernuftig gebruik maken van eb- en vloedstromen. Slechts een op de tienduizend larven overleeft deze tocht – menig roofvis ziet de larven als een heerlijk hapje.
Duurzame visvangst op de Noordzee is goed mogelijk
Veel aspecten van vissen, visserij en visbestandsbeheer in en op de Noordzee passeren de revue: van de prehistorie (zonder vis zouden onze allereerste voorouders wellicht geen grote hersenen hebben kunnen ontwikkelen), het Europese quotabeleid, de opkomst van de pulskor (netten die boven de bodem zweven en elektrische schokjes geven die de platvissen doet opveren) tot de recent ingestelde verplichte aanlanding van bijvangst (geen goed idee, vinden de auteurs).
Duurzame visvangst op de Noordzee is goed mogelijk, stellen Posthumus en Rijnsdorp. De laatste vijftien jaar gaat het veel beter met de visbestanden, met name omdat er substantieel minder gevist wordt. Grotendeels door Europees beleid, maar ook door hoge dieselprijzen.
De wetenschap tast nog vaak in het duister over het leven onder water
Wat mij opviel is dat de wetenschap de afgelopen eeuw veel over het onderwaterleven te weten is gekomen, maar evengoed nog geregeld in het duister tast. Zo leidde het instellen van een visreservaat in het oosten van de Noordzee niet tot een verbetering van de visbestanden. Dit tot grote verbazing van de betrokken onderzoekers, onder wie Adriaan Rijnsdorp, en tot genoegen van vissers, die stelden dat het omploegen van de zeebodem met hun zware netten juist tot meer voedsel voor jonge vissen leidt en dus tot grotere populaties.
Visserijbiologen werden hardhandig met de neus op de feiten gedrukt
De auteurs kunnen niet verklaren waarom het gewenste effect ook na een paar jaar uitbleef. ‘Wij visserijbiologen werden hardhandig met onze neus op de feiten gedrukt: onderzoek biedt weinig zekerheid wanneer je met natuurlijke systemen te maken hebt. Je mag al blij zijn met enig voortschrijdend inzicht, waardoor de ene verklaring iets aannemelijker wordt dan de andere.’
Zelfs over de vrees van de veertiende-eeuwse vissers dat boomkorren de zeebodem vernielen, kan de wetenschap nog altijd geen uitsluitsel geven (er zijn effecten, maar de vraag is hoe schadelijk ze zijn). Wat visserijbiologen wel weten, én de argumenten voor en tegen heikele kwesties, worden smakelijk opgedist in Schol in de Noordzee. Aanrader.