Alleen duurzame veehouderij heeft nog toekomst, zegt de SER. Wie niet duurzaam boert, krijgt financiële steun om het veld te ruimen. Welke andere sectoren kunnen we met dit principe duurzamer maken?
Alleen duurzame veehouderij heeft nog toekomst, zegt de SER. Wie niet duurzaam boert, krijgt financiële steun om het veld te ruimen. Welke andere sectoren kunnen we met dit principe duurzamer maken?
Vorige week presenteerde de Sociaal Economische Raad (SER) een welhaast radicaal advies dat zomaar als blauwdruk kan dienen om heel Nederland mooier, schoner en toekomstbestendig te maken.
In de beste poldertraditie zijn de belangrijkste spelers – wetenschappers, ambtenaren, bankiers en vertegenwoordigers uit de land- en tuinbouwsector – om de tafel gaan zitten. Ze schreven een straf lijstje aanbevelingen met als belangrijkste conclusie: voor duurzame veehouderij is in Nederland nog toekomst, de rest hoort tot de geschiedenis. Krachtige regie, maatwerk en financiële maatregelen zijn onontbeerlijk voor de ‘noodzakelijke versnelling van de verduurzaming van de veehouderij’, stelt de SER-commissie onder leiding van oud-milieuminister Ed Nijpels (VVD). Alleen de duurzaamste veehouders, circa 30 procent van het totaal, verdienen nog steun van de overheid. Ook banken (cruciale spelers in de veehouderij) verstrekken alleen leningen aan ‘de duurzame koplopers’. Wie niet duurzaam boert, krijgt financiële steun om het veld te ruimen.
De Nederlandse veehouderij lijkt op een doorgefokte plofkip. Milieu en klimaat lijden onder de circa 1 miljoen schapen, 4 miljoen koeien, 12 miljoen varkens en 97 miljoen kippen die in ons land leven (2011), voornamelijk voor de export. De veehouders zelf zijn uitgebeend door mondiale concurrentie en onze zucht naar goedkoop vlees – de SER noemt hun economische positie ‘dramatisch’. Bijna de helft van de varkens- en kippenhouders leeft al vijftien jaar onder de armoedegrens. De race to the bottom kent alleen maar verliezers.
We kunnen discussiëren over de gehanteerde definitie van ‘duurzaam’ en of de maatregelen niet juist tot verdere schaalvergroting leiden. Maar ik ben vooral gefascineerd door die heldere stelregel: we steunen alleen nog maar duurzame koplopers.
Welke andere sectoren kunnen we met dit principe duurzamer maken? En met duurzaam bedoel ik: toekomstbestendig, dus produceren zonder roofbouw te plegen op milieu en klimaat. Neem de zware industrie: alleen investeringen die tot minder gebruik van grondstoffen leiden, krijgen investeringsaftrek. Of: alleen huizen met een energielabel A of B komen in aanmerking voor hypotheekrenteaftrek. Wilt u uw fiscaal douceurtje behouden? Zorg dan dat uw energiebehoefte past in deze eeuw, niet in die van de vorige. Elektrische en de zuinigste benzineauto’s mogen op de spitsstrook en krijgen een parkeervergunning, de rest is kandidaat voor een sloopregeling.
Stel dat in Nederland alleen overheidssteun wordt gegeven aan duurzame koplopers én bedrijven en particulieren die investeren om daarbij te behoren. Het lijkt radicaal, maar eigenlijk is het logisch dat een overheid alleen investeert in economische activiteiten die bijdragen aan een betere toekomst.