Siebe Schuur is al vier jaar directeur van Netherlands Trade & Investment Office in Taiwan - ambassadeur dus, al mag dat van China niet zo heten. Volgende week vinden historische verkiezingen plaats. ‘De adrenaline spuit voortdurend door mijn aderen.’
Siebe Schuur is al vier jaar directeur van Netherlands Trade & Investment Office in Taiwan – ambassadeur dus, al mag dat van China niet zo heten. Volgende week vinden historische verkiezingen plaats. ‘De adrenaline spuit voortdurend door mijn aderen.’
‘Het stormt in Taiwan, niet waar?’
Siebe Schuur, de Nederlandse vertegenwoordiger in Taiwan, draait zich verbaasd om en kijkt vanuit de grote ramen van zijn kantoor naar buiten. ‘Ik dacht dat de tyfoon vanochtend was gaan liggen.’
‘Ik bedoel het overdrachtelijk: de politiek, de economie en de relatie met aartsvijand China’, zeg ik.
‘Oh dat!’ lacht Schuur. ‘Welnee, het stormt helemaal niet in Taiwan. Je leest te veel buitenlandse kranten. Er ontstaat een nieuwe situatie waar alle partijen op moeten inspelen, dat is alles.’
Typisch Siebe Schuur: nuchter, relativerend en enthousiast. Al vier jaar is hij directeur van Netherlands Trade & Investment Office in Taiwan. In andere landen zou hij gewoon ‘ambassadeur’ zijn en zou zijn kantoor ‘ambassade’ heten, maar geen land van enig gewicht onderhoudt diplomatieke relaties met Taiwan. China zou dat niet toestaan, en niemand wil ruzie met China, die immense, bijna onontgonnen markt. Beijing beschouwt Taiwan als een opstandige provincie die koste wat het kost in de Chinese moederschoot moet terugkeren. Wie Taiwan als onafhankelijke natie beschouwd door er bijvoorbeeld een diplomatieke relatie mee te onderhouden, roept de Chinese gramschap over zich af.
Daarom heet in Taiwan een ambassade ‘Trade & Investment Office’, of een variant daarop.Het kantoor van Schuur geeft een mooi uitzicht over het zakencentrum van Taipei. Het nimmer aflatende verkeer raast over de achtbaanswegen, stopt gehoorzaam bij de stoplichten en als het licht groen wordt, schieten tientallen scooters voor de auto’s uit. Taipei is een moderne, bruisende stad. Overal knippert neonverlichting en er is geen straathoek zonder 24-uurs supermarkt. In het zakencentrum maken de dampende drie-gulden-noodlestalletjes en de schreeuwende straatventers steeds meer plaats voor chique hotels met
Engelssprekend personeel.
Taiwan is een van de sterkste Aziatische Tijgers. Vijftig jaar geleden woedde er hongersnoden op het eiland in de Zuid-Chinese zee, nu produceert het de helft van ‘s werelds laptops. Nederland is Taiwans belangrijkste Europese exportmarkt. Sinds enkele jaren hebben Nederlandse financiële dienstverleners Taiwan als groeimarkt geoormerkt en de investeringen stromen binnen. Maar de Tijger loopt mank. Voor het eerst in vijftig jaar beleeft Taiwan een recessie. Waar vroeger double digit groeicijfers golden, wordt nu een inkrimping van twee procent verwacht. Philips – een van de grotere investeerders in Taiwan – stuurde onlangs vijfentwintig expat-families naar huis.
De avond is gevallen, en we rijden in een taxi door de nooit verlaten straten van Taipei. Tussen alle neonreclame in Chinese karakters, schitteren de logo’s van McDonald’s, Starbucks en Coca Cola. Maar ook die van ABN AMRO en ING. Aegon adverteert op een passerende bus. Siebe Schuur draait zich om naar de achterbank: ‘De buitenlandse investeringen veranderen, ook die van Nederland. Philips stoot onderdelen af – hoewel het bedrijf nog steeds fors aanwezig is – maar Nederlandse banken en verzekeringsmaatschappijen investeren des te meer. Aegon heeft onlangs de activiteiten van verzekeraar AXA overgenomen. ING is de grootste buitenlandse verzekeraar in Taiwan. ABN AMRO groeit. Die jongens hebben het goed in de gaten: dit is een grote markt, er valt hier veel geld te verdienen. En Taiwan is de ideale springplank naar de hoofdprijs: China.’
Wie met Taiwanezen spreekt, merkt dat de recessie hen angst inboezemt. De werkloosheid groeit, overheidslonen dalen, winkelstraten worden ontsierd door gesloten rolluiken. Beïnvloedt de Taiwanese recessie ook de sterke aanwezigheid van het Nederlands bedrijfsleven? Schuur: ‘De Taiwanese accentverlegging van productie naar dienstverlening is al een tijdje gaande. Zoiets veroorzaakt altijd op de ene plaats pijn en op een andere vreugde. Maar de Taiwanese recessie laat het er allemaal extra pijnlijk uitzien. Door de wereldwijde recessie, en met name door het klappen van de internetluchtbel, valt het belangrijkste exportproduct – elektronica – bijna weg. Bedrijven als Compaq, Intel en Acer hebben hier hun belangrijkste fabrieken staan. Maar de vraag naar hun producten is sterk afgenomen. Na de Azië-crisis, in de jaren ‘97-’98, heeft Taiwan ingezet op export van elektronica naar met name de VS, want dat was een markt die sterk groeide en niet aangetast was door de Azië-crisis. Het laatste halfjaar krimpt ook die markt sterk. Tja, alles bij elkaar komt dat hard aan. Je ziet het ook bij andere Aziatische Tijgers als Singapore, Hongkong en Korea.’ Schuur is desalniettemin positief: ‘Taiwanezen zijn doorbijters en pragmatici. Ze spelen snel in op veranderingen, net als Nederlandse investeerders. Ik zie een mooie toekomst.’
Ook het feit dat Taiwan – net als China – binnenkort toetreedt tot de World Trade Organisation zal op de lange termijn een gunstig effect hebben. China opent zich steeds meer voor de wereld. De gigantische ombuiging van een stroeve staatsgeleide economie naar een kapitalistische economie en de gevolgen die dat heeft voor de immense bevolking maken China en de omliggende gebieden tot een van de meest fascinerende regio’s van de wereld. Maar komt het goed met China? Zal het niet exploderen door de immense sociale onrust die de veranderingen met zich meebrengen, zoals Sinologen voorspellen? Schuur is optimistisch. ‘Ik heb grote bewondering voor wat Taiwan in vijftig jaar heeft opgebouwd en ik denk dat het in China ook kan. De schaal waarop het in China gebeurt is natuurlijk niet voor te stellen. Elk probleem is getalsmatig zo groot… Als je ziet wat er vanaf 1979, het jaar waarin de eerste hervormingen begonnen, is gebeurt, dat is gigantisch. Shenzhen, een stad dichtbij Hongkong, was in 1979 een dorp van tienduizend inwoners, nu wonen er zes miljoen mensen. Onvoorstelbaar. En dat is gebeurd zonder de grote epidemieën of destructieve sociale onrust die voorspeld waren.’
We zijn aangekomen op de vermaarde nachtmarkt van Shihlin. De drukte is haast onbeschrijfelijk. Een kakofonie aan kleuren, geuren en heel veel heel harde muziek. Shihlin is niet zozeer een markt, als wel een overdekte wijk waar de stalletjes over elkaar heen lijken te buitelen. Slangengif, koekjes van varkensbloed, alle denkbare gadgets voor de mobiele telefoon, de laatste in knallende technokleuren uitgevoerde Japanse mode, ouderwets massageattributen: alles is er te koop. Maar vooral eten. Taiwanezen zijn gek op lekker eten en besteden er veel aandacht aan. Je kunt in chique restaurants de meest exquise vissoorten eten voor torenhoge prijzen, maar ook op de nachtmarkt van Shihlin voor een habbekrats je hart ophalen.
‘Dit is het echte Taiwan’, zegt Schuur als we ons langs de stalletjes wurmen. ‘Hier zie je de middenstanders die veertien uur per dag werken, zeven dagen per week. Ze geven hun geld uit aan de hoge huren en sparen voor de bij voorkeur Amerikaanse opleiding van hun kinderen. En je ziet de kantoorklerken die alleen ‘s avonds tijd hebben om hun boodschappen te doen. Taiwanezen werken hard en zeuren zelden. Ik vind het altijd fascinerend om hier rond te lopen.’
Wat maakt Taiwan zo boeiend voor Schuur? ‘Ik word opgetild door mijn werk. Het zakenklimaat is ontzettend dynamisch. Het is hectisch, je moet veel improviseren en je moet snel zijn. De adrenaline spuit voortdurend door mijn aderen. Voor veel Nederlanders is het zwaar om hier te werken, ook voor mij. Je moet van Chinezen houden. Je moet om kunnen gaan met wat ik hun immoral efficiency noem. Het doel heiligt de middelen. Dat is hier de basis van zakendoen en leven. Als je daar niet me kunt omgaan, dan haat je het hier. Maar als je er in mee gaat, dan is het fascinerend. Er is ooit onderzoek gedaan onder expats in Sjanghai, waar binnen twee jaar veertig procent met hangend hoofd vertrekt. Net als in Taiwan vinden veel buitenlandse werknemers het moeilijk om zich daar gelukkig te voelen. Dat is een gigantische kostenpost voor het bedrijf en een desillusie voor de betrokkenen. Wat bleek uit het onderzoek? Eén groep mensen haalde het, namelijk zij die ondanks al het gedoe en gehannes bij zichzelf dachten: en ik ben toch lekker in China!’ Schuur behoort onmiskenbaar tot die laatste groep.
We gaan aan de kleine plastic tafeltjes van een van de eetstalletjes zitten. Schuur bestelt omeletachtige hapjes met een zachte, zoetzure saus. Stukjes rauwe vis hebben een verkoelend effect op het gehemelte. Minder prettig zijn de grote, halfharde slierten vet die in het omeletje verwerkt zitten. Schuur moet glimlachen als hij onze gezichten ziet samentrekken: ‘In de Chinese en Taiwanese keuken is niet alleen smaak belangrijk, maar ook contrasten tussen kleuren en consistentie. Het is geen vet, maar een soort groentepapje.’
Op naar het volgende eettentje. Op een grote bar is een gloeiende kookplaat gemonteerd als een soort uitgestrekte wok. De bestelling wordt voor onze neus gebakken, waarnaar het gerecht in zilverpapiertjes naar ons toe wordt geschoven. Dergelijke kookstalletjes staan her en der opgesteld, tussen de juice-bars (Taiwanezen kunnen nogal fanatieke gezondheidsfreaks zijn) en de viskramen. Onder het plafond hangt een wirwar van draden en afzuigkappen. Je moet er niet aan denken dat hier brand uitbreekt. ‘De grote Nederlandse investeerders komen hier nooit, meestal eet ik met ze in restaurants met chique namen. Ze zijn niet geïnteresseerd in het dagelijkse Taiwan, maar in het Taiwan van de winstcijfers.’
Vier jaar geleden kwam Schuur in Taiwan. Het was zijn eerste buitenlandse post. Daarvoor werkt hij op hoge posten bij het ministerie van Economische Zaken. Hij kwam niet alleen, maar met vrouw en vijf kinderen. Schuurs vrouw Gea Visscher is counseler bij een soort RIAGG voor expats. ‘Daar hebben we hele duidelijke afspraken over’, zegt Schuur. ‘Geen pillow talk. Op recepties ziet zij cliënten en ik collega’s – en soms zijn dat dezelfde mensen.’
De vijf kinderen zijn nu 15, 14, 12 (een tweeling) en 7 jaar oud. Vader Schuur: ‘Mijn kinderen zullen later anders tegen de wereld aankijken dan als ze niet in Taiwan hadden gewoond. Respect voor iemand tonen is hier heel belangrijk, je laat iemand niet en plein public gezichtsverlies lijden. Binnenkamers kunnen Chinezen uiterst scherp zijn tegenover elkaar, maar als ze weer buiten staan is het een en al beleefde glimlach. Je kunt dat huichelen noemen, maar het is ook zeer functionele beleefdheid. Ik vind het mooi. Ik hoop dat mijn kinderen dat meenemen naar Nederland. Ze leren dat Nederland en haar normen en waarden niet het centrum van de wereld zijn.’
Siebe Schuur blijft nog een jaar in Taiwan. Ziet hij er tegenop om weer terug te gaan naar Den Haag? ‘Om mezelf maak ik me niet zoveel zorgen, wel om m’n kinderen. De terugkeer naar het vaderland is veel moeilijker dan het vertrek. Als je naar het buitenland vertrekt, weet je dat alles anders wordt, je komt blanco aan. Als je terugkeert heb je beelden en ideeën in je hoofd zitten. Je hebt het mooier of in ieder geval anders gemaakt dan de werkelijkheid. En op de Nederlandse scholen is natuurlijk niemand geïnteresseerd in Taiwanese verhalen, niemand kan zich daar iets bij voorstellen. En ikzelf? Ik keer gewoon weer terug naar de Haagse kaasstolp.’
‘Taiwanezen zijn survivors’
De parlementsverkiezingen van 1 december zijn historische verkiezingen, omdat de partij die Taiwan de afgelopen vijftig jaar regeerde – de Kwomintang – zijn laatste politieke machtsbasis dreigt te verliezen.
De geschiedenis in een notendop: in 1949 verliest de nationalist Chiang Kai-shek na een bloedige burgeroorlog van de communist Mao Zedong. Met zo’n zeshonderdduizend soldaten en anderhalf miljoen burgers vlucht Chiang Kai-shek naar Taiwan.
In de parlementsverkiezingen behalen – zoals voorspeld – de onafhankelijkheidsgezinden een overwinning. Een onafhankelijk Taiwan betekent onherroepelijk oorlog, zo wordt China niet moe te benadrukken. Dat Taiwan al meer dan vijftig jaar de facto onafhankelijk is, doet daar weinig aan af.
Niemand gelooft dat Taiwan zelfmoord zal plegen door de onafhankelijkheid uit te roepen. Maar toch vragen gezaghebbende vakbladen als Foreign Affairs en kranten als The Financial Times zich af hoe Beijing op de Taiwanese machtsverschuiving zal reageren. Zal de oorlogstrom harder luiden, of zal China zich nu met de neus op de feiten gedrukt zien en naar verzoening streven? En zullen de verhoudingen veranderen nu China in de strijd tegen het terrorisme een bondgenoot is geworden van Taiwans beschermheer, de Verenigde Staten?
Schuur houdt van stellige antwoorden: ‘Allemaal schijn. Je leest te veel buitenlandse kranten. Het Verre Oosten wordt traditiegetrouw slecht begrepen door het Westen.’ We betreden nu politiek terrein en de diplomaat Schuur is op zijn hoede. We leggen hem een theorie voor die je van veel Taiwanese politieke analisten hoort. Die theorie houdt in dat niemand baat heeft bij een verandering van de status quo – behalve Taiwan. Taiwan is namelijk geen meester over Taiwans toekomst, de toekomst ligt in handen van China en de VS. Taiwanese zakenlieden investeren vele miljarden dollars in China omdat China hÈt lagelonenland bij uitstek is, iets dat Taiwan al jaren niet meer is. Angst voor een Chinese invasie zou al helemaal ongegrond zijn: de Chinezen willen Taiwan intact houden, en een invasie zou enorme schade opleveren. Áls ze al militaire actie ondernemen, is een blokkade waarschijnlijker. Het geld spuit dan Taiwan uit waardoor de Taiwanezen al snel op een deal met China zullen aansturen.
Diplomaat Schuur glimlacht als een Chinees: ‘Daar kan ik geen commentaar op geven. Maar vergeet niet: het gaat om Chinezen en die zijn meester in de oorlog aan de onderhandelingstafel. En Taiwanezen zijn survivors. Principes hebben in dit deel van de wereld een beperkte geldigheid. De economie gaat voor alles.’