En toen sloeg uw columnist de plank mis. Vorige week concludeerde ik dat Nederland dichtbevolkt mag zijn, maar dat we evengoed weinig windturbines hebben. De cijfers en de som klopten, de redenering erachter helaas niet.
En toen sloeg uw columnist de plank mis. Twee weken geleden vroeg ik mij hardop af waarom Nederland niet meer van windmolens houdt. Ooit zetten we met die even stoere als sierlijke machines de wereld naar onze hand, vandaag wil niemand de moderne variant ervan in zijn achtertuin hebben. Terwijl ook nu windturbines ons veiligheid en welvaart bieden: schone energie vermindert het stijgen van de zeespiegel en op termijn is windenergie goedkoper, zeker als we de verkapte subsidies voor fossiele brandstoffen in ogenschouw nemen (in Nederland bijna 10 miljard euro per jaar, berekende het IMF; zie de aflevering van vorige week). Onze voorvaderen omarmden de windmolens – in de Gouden Eeuw telde ons land er meer dan tienduizend, tot op de stadsmuren van Amsterdam aan toe – maar nu begroeten de inwoners van de lage landen windturbines met een ferm nimby: not in my backyard.
Een veelgehoord argument is dat Nederland te dichtbevolkt is voor nog meer windturbines. Het zijn nu eenmaal grote joekels en er is er altijd wel een achtertuin waarvan ze het uitzicht verpesten. Is dat echt zo? vroeg ik mij af. Ik sloeg aan het rekenen en concludeerde dat Nederland dichtbevolkt mag zijn, maar als je hiervoor corrigeert er opvallend weinig windturbines staan ten opzichte van andere landen. Helaas: de cijfers en de som klopten, maar de redenering achter de berekening niet.
Het tegenovergestelde is waar, zoals onder anderen professor Wim Turkenburg mij e-mailde: het dichtbevolkte Nederland kent juist relatief veel windturbines op land. Klik hier om verder te lezen (€0,19).