Zij maken onze gadgets, soms tot de dood erop volgt: de jonge Chinezen van Foxconn. Evert Nieuwenhuis ging als eerste Nederlandse journalist op bezoek bij de fabrieken waar onze iPads en iPhones worden gemaakt.
Zij maken onze gadgets, soms tot de dood erop volgt: de jonge Chinezen van Foxconn. VN ging als eerste Nederlandse medium op bezoek bij dit omstreden en zeer gesloten bedrijf.
De netten zijn niet te negeren. Aan bijna elk gebouw hangen ze, om te voorkomen dat er nog een werknemer naar beneden springt. Een jaar geleden pleegden hier in korte tijd achttien Chinese tieners zelfmoord. Uitgebuit en uitgeput, zeiden familie en activisten. Het monotone werk, de eindeloze overuren, de militaire discipline en de kille slaapzalen zou ze te veel zijn geworden. De zelfmoorden werden wereldnieuws. Terwijl Apple met tromgeroffel de iPhone 4 en de iPad introduceerde, beroofden de jongens en meisjes die deze übergadgets in elkaar zetten zich van het leven. ‘Apple’s dodenfabriek’, kopten kranten.
Dit is Foxconn Longhua, ’s werelds grootste elektronicafabriek. Hier werken driehonderdvijftigduizend mensen, meer dan er in de stad Utrecht wonen. Een groot aantal van hen woont ook binnen de fabriekspoorten. Fabriek is eigenlijk niet het goede woord, dit is eerder een fabrieksstad. Er zijn slaapzalen, zwembaden, voetbalvelden, winkels, internetcafés, restaurants, banken, postkantoren en de grootste kantine van Azië die tweehonderdduizend maaltijden per dag serveert. In totaal zijn er drie van zulke eetfabrieken die deze ‘stad in een stad’ moeten voeden.
Beschuldigingen
Foxconn Longhua, gelegen in de Zuid-Chinese stad Shenzhen vlak bij Hongkong, is slechts een van de achtentwintig fabrieken van Foxconn. In totaal heeft het Taiwanese bedrijf een miljoen Chinezen in dienst. Ze maken telefoons, laptops, computers, game consoles en andere elektronica voor vele merken, waaronder Nokia, Dell en Apple. Volgens sommige marktanalisten produceert Foxconn maar liefst tweeënvijftig procent van alle consumentenelektronica in de wereld. Zelfs als dit een overschatting is, is het zo goed als zeker dat u een apparaat bezit dat door Foxconn in elkaar is gezet. Uw pc bijvoorbeeld, of die fonkelnieuwe iPad.
Kleven er bloed, zweet en tranen aan onze lievelingsgadgets? Kloppen de beschuldigingen van (westerse) activisten dat honderdduizenden Chinese tieners door Apple en andere merken worden uitgebuit? Is het toeval dat er onlangs drie werknemers omkwamen bij een explosie in een van de nieuwe fabrieken? Onder welke omstandigheden wordt onze elektronica gemaakt?
Het is niet makkelijk die vragen te beantwoorden. Foxconn is berucht om zijn geslotenheid. Werknemers hebben een geheimhoudingsplicht en overtreding wordt bestraft met zware financiële en juridische sancties. Ook journalisten werden tot voor kort niet te woord gestaan en een pr-afdeling heeft het miljardenbedrijf nog steeds niet. Maar sinds de zelfmoordgolf van vorig jaar geeft Foxconn wel meer openheid van zaken. Het bedrijf heeft zelfs een paar keer westerse media rondgeleid in Longhua.
Vrij Nederland was een van hen, als eerste uit Nederland. Samen met een Duitse en Finse journalist mochten we iedereen spreken, alles vragen en zo veel foto’s maken als we maar wilden – behalve in de assemblagehallen. Maar we spraken ook tientallen werknemers buiten de fabriekspoorten, in hun eigen tijd en zonder toezicht van Foxconn. In Longhua, maar ook bij nieuwe fabrieken in de Chinese binnenlanden. Die gesprekken leverden een heel ander beeld op dan Foxconn de buitenwereld wil laten zien.
‘Geen sweatshop’
‘Welkom, welkom,’ zegt Louis Woo als hij zijn hand uitsteekt. Woo, die eruitziet als een aimabele, verstrooide professor in een slecht zittend confectiepak, is de ‘special assistant’ van Foxconn-eigenaar Terry Gou. Sinds de zelfmoorden van vorig jaar is Woo verantwoordelijk voor het welzijn van de werknemers en de relaties met de pers. ‘Wat we je laten zien, is representatief voor de hele fabriek. Dit is geen sweatshop, maar een bedrijf waar voor een eerlijk loon hard wordt gewerkt. Mensen staan in de rij om voor ons te werken, omdat we meer dan anderen betalen en omdat we goed voor onze mensen zorgen. We willen de meest gewilde werkgever zijn, want het is voor ons van levensbelang dat jonge Chinezen voor ons willen blijven werken.’
Waarom pleegden achttien werknemers zelfmoord? Woo: ‘De meeste hadden al psychische problemen voor ze hier kwamen werken. Misschien dat ze door de stress van de grote stad zijn uitvergroot, maar zelden was hun dood gerelateerd aan hun werk. Elke dood was tragisch, maar het zelfmoordpercentage in deze fabriek is lager dan het Chinese gemiddelde, en lager dan in veel Europese landen.’ Waarom waren er opeens substantieel meer zelfmoorden en waarom zijn ze er nu niet meer? Woo: ‘De Chinese media hebben zonder enige terughoudendheid gerapporteerd over de doden, en zoals bekend werkt dat kopieergedrag in de hand. Op een gegeven moment dooft dat effect. Nu worden er nauwelijks meer zelfmoorden gepleegd, ook omdat we er veel alerter op zijn.’
De zelfmoorden en de daaropvolgende commotie – in China en de rest van de wereld – zijn een keerpunt geweest voor Foxconn, zegt Woo. ‘De belangrijkste les is dat we beter luisteren naar onze werknemers. We doen veel meer onderzoek naar de wensen van onze werknemers. Hun ouders zeiden: buit ons uit zoveel als je wilt, zolang je me maar genoeg betaalt. Nu stellen jonge werknemers hogere eisen aan hun werkgever. Ze willen respect en kansen om zich te ontwikkelen. Als wij de meest gewilde werkgever willen zijn, moeten we daarvoor zorgen. Dat doen we nu.’
Gaas en tralies
We rijden het fabrieksterrein op naar sectie L, die voornamelijk uit woontorens bestaat. Lange, brede straten doorkruisen kleine wijken met witte gebouwen van vijf, zes etages. Er zijn meer bomen en grasvelden dan je op een fabrieksterrein zou verwachten. Tussen enkele gebouwen liggen voetbalvelden, een openluchtzwembad en aan de voet van een woontoren is een sportzaal met fitnessapparatuur. De omgeving doet een beetje denken aan de campus van een universiteit, met het verschil dat hier de ramen van gaas en tralies zijn voorzien en dat overal die witte netten hangen om te voorkomen dat iemand naar beneden springt. ‘Hier slapen de werknemers,’ zegt onze gastvrouw, een medewerkster van een internationale pr-firma. We staan in een kamer van circa vier bij acht meter met vier hoogslapers. Onder elk bed staat een bureautje en een kast met boeken, foto’s en andere persoonlijke spullen. Op een van de bureaus ligt een Chinese editie van het zakenblad Forbes – kennelijk het stekje van een ambitieuze werknemer. Achter in de kamer is een douche, een wc, een wasbak en een balkon met tralies waar de was hangt te drogen. Spartaans, maar niet ondraaglijk. Hoewel: je zult er maar een paar jaar moeten wonen. Op een fabrieksterrein met driehonderdvijftigduizend leeftijdgenoten, kunnen deze Chinese jongeren niet meer dan een hoogslaper tot hun persoonlijke ruimte rekenen, afgescheiden van de rest van de wereld door een klamboe. De meeste tieners hebben behoefte aan meer privacy.
Slapen alle werknemers zo? Filmpjes die Foxconn-medewerkers met hun mobiele telefoon van de slaapzalen maakten, laten grotere zalen met meer hoogslapers zien. De meeste zalen hebben acht bedden en sommige werknemers van de nieuwe fabrieken in bijvoorbeeld Chengdu zeggen dat ze kamers met drieëntwintig anderen moeten delen, terwijl ze gemaakt zijn voor acht personen (‘Als dat waar is, betreft het een ongewenst incident,’ zegt Foxconn-baas Woo). Volgens onze gastvrouw is deze zaal met vier hoogslapers bedoeld voor ingenieurs. Productiemedewerkers slapen in grotere zalen, maar die zegt ze niet te kunnen laten zien omdat er altijd wel iemand slaapt die nachtdienst heeft gehad. Ingenieurs draaien geen nachtdiensten.
Vechtpartijen
De slaapzalen zijn bij veel werknemers niet geliefd. Yang Guoyi (19), die we de avond voor de rondleiding in een van de winkelstraten bij de fabriek spreken: ‘De regels zijn zo strikt. Het lijkt net alsof je op een strenge kostschool woont.’ Chen Zhiyong (18): ‘Ik vind het irritant dat zelfs als ik slaap Foxconn het voor het zeggen heeft.’ Wang Donglei (22): ‘Als je tien, twaalf of soms veertien uur hebt gewerkt, wil je rust aan je kop. In de slaapzalen is er altijd gedoe en gedonder. Er zijn regelmatig vechtpartijen omdat iedereen zo moe en gestrest is.’
Werknemers zijn niet verplicht een bed bij Foxconn te huren, een groot aantal woont in particuliere slaapzalen of ze delen piepkleine appartementen in de stad. Maar met name nieuwkomers kiezen voor de slaapzalen van Foxconn, omdat ze goedkoper zijn en bescherming bieden. Pandjesbazen deinzen er niet voor terug jonge plattelandsmigranten een poot uit te draaien. Vorig jaar kondigde Foxconn aan de slaapzalen af te stoten. Het concept waarin de werkgever behalve werk ook slaapplaatsen voor zijn werknemers verzorgt, heeft voor Foxconn afgedaan. De gemeente of particuliere bedrijven zullen de woontorens overnemen.
Werknemers kunnen sinds kort kiezen met wie ze de slaapzaal delen. Vóór de zelfmoordgolf werden ze willekeurig over de zalen verdeeld om administratieve rompslomp te voorkomen, zegt Foxconn. Veel medewerkers zien dat anders. Ze spreken van een bewuste strategie om mensen met een gedeelde achtergrond (zoals dezelfde streek) van elkaar te scheiden. Persoonlijke relaties kunnen tot groepsvorming leiden en dus tot mondige en wie weet protesterende werknemers.
‘Vreselijk,’ zegt Xiao Juan (18) bij een eetkraampje buiten de fabriekspoorten. ‘Je kunt je bij Foxconn zo eenzaam voelen. Iedereen spreekt een ander dialect en je leert nauwelijks iemand kennen. De helft van de zaal slaapt als de andere helft werkt, omdat de dag- en nachtdiensten steeds wisselen.’ Tijdens de zelfmoordgolf wezen psychologen in de media op de vervreemding die jongeren voelen als ze vers van het platteland komen en moeten opgaan in de anonieme massa’s van de Foxconn-fabrieken. Verscheidene werknemers vertellen dat het nog altijd moeilijk is om zelf te bepalen met wie ze hun woon- en slaapruimte delen. ‘Officieel kan het, maar in de praktijk lukt het zelden,’ zegt Li Lanlan (20). ‘De managers vinden het gewoon te veel gedoe en ze willen nog altijd groepsvorming voorkomen.’
Lege zwembaden
De kille anonimiteit van de woonkazernes waar veel werknemers over klagen, is niet moeilijk voor te stellen. De slaapkamers liggen aan lange, donkere gangen die uitkomen op een centrale ruimte. De muren en vloeren zijn wit betegeld, de verlichting komt van tl-buizen. In de centrale ruimte staat een pingpongtafel of een televisie met houten banken ervoor. De muren zijn leeg, op posters met de huisregels na: ‘Vechtpartijen zijn ten strengste verboden. De politie wordt ingeschakeld en medische kosten worden verhaald op de aanstichter.’ Ook hier zijn alle ramen voorzien van gaas en tralies. ‘Het went wel,’ zegt een passerende bewoner als we hem vragen hoe hij de gezamenlijke ruimte vindt. ‘En ’s avonds zijn we meestal buiten.’
De hoofdstraat van sectie L moet de werknemers vertier en ontspanning bieden. Er zijn immense internetcafés, een hal met spelcomputers, pinautomaten, banken, postkantoren, fastfoodrestaurants en een filiaal van een internetwinkel die iPads aanbiedt voor drie keer het maandloon van een productiemedewerker. Hier huist ook een van de drie psychologische hulpposten die vorig jaar zijn opgericht. Werknemers kunnen vierentwintig uur per dag bellen met een hulplijn voor zowel kleine, praktische vragen als grote levenskwesties. Daarnaast zijn er twintig psychologen bij wie ze zonder afspraak op spreekuur kunnen. De winkels en het hulpcentrum zijn bijna uitgestorven. Volgens de gastvrouw is iedereen aan het werk. Werknemers vertellen ons dat ze zelden van deze voorzieningen gebruikmaken – evenmin als van de sportvelden en zwembaden – omdat ze te moe zijn of na het werk niet op het fabrieksterrein willen zijn.
Vierduizend keer per dag
Het ruikt er naar verbrand plastic; niet overheersend, maar het valt wel direct op. De zoemende, puffende en sissende machines zorgen voor een monotoon geraas. De verlichting is helwit, de vloer kraakhelder. Iedereen draagt witte overalls en kapjes op het hoofd. Dit is een van de vele fabriekshallen op Foxconn Longhua. Hier worden onderdelen geproduceerd die 3G- en wifi-verbindingen in telefoons, laptops of tablet pc’s mogelijk maken.
Op een houten krukje zit Fu Weiwen (18) gebogen over zijn werkblad. Hij moet twee kabeltjes in een groene printplaat schroeven. Hij pakt de printplaat uit een bak en legt die in een ijzeren mal. Dan pakt hij de twee kabeltjes met schroefdraad en duwt ze in de twee gaten in de printplaat, draait het plaatje om, legt ringetjes en moertjes op de schroefdraad en draait deze vast met de elektrische schroevendraaier die voor zijn neus bungelt. Vervolgens legt hij de printplaat zorgvuldig in een doos naast hem. De handeling duurt zes seconden, en als hij klaar is begint hij direct opnieuw. Dit doet hij tien uur per dag, zes dagen in de week. Na zes maanden krijgt hij een nieuwe taak. ‘Om verveling te voorkomen,’ zegt zijn supervisor. Weiwen doet zijn werk nauwgezet en snel, zonder enige gezichtsuitdrukking. Als een levende robot.
Verderop zit Lu Jiahui (18). Zij controleert of de machine naast haar geen soldeersel heeft gemorst op printplaatjes van twee vierkante centimeter. Uit een bak pakt zij er voorzichtig een met een pincet, houdt deze onder een lamp met vergrootglas, kijkt er twee seconden naar, draait de printplaat om, kijkt er twee seconden naar, en drukt deze in een doos met voorgevormde uitsparingen. Dan pakt ze de volgende printplaat. Dit doet ze vierduizend keer per dag.
He Guang (21) ) loopt op en neer tussen drie machines die elektrische verbindingen op de printplaatjes testen. Hij stopt een plaatje in een soort cd-lade, drukt op een knop, waarna de lade sluit en op het computerscherm ‘Test in progress’ verschijnt. Dan loopt hij naar de volgende machine en wacht tot op het scherm ‘Test OK’ verschijnt, haalt het printplaatje uit de openschietende cd-lade en legt het in een doos. Op naar de derde machine, en dan weer naar de eerste, et cetera – totdat de werkdag voorbij is.
Zo vullen in deze fabriekshal honderden jongens en meisjes hun dagen en nachten met eentonige taken die een Nederlandse leeftijdsgenoot nog geen half uur zou volhouden. Van alles wat we hier en bij andere fabrieken gehoord en gezien hebben, maakte deze fabriekshal de meeste indruk. Het is haast niet voor te stellen hoe saai het werk is, hoe hoog het tempo ligt en hoe vermoeiend het moet zijn om de hele dag te staan of op een houten kruk voorovergebogen te zitten. ‘Dickensiaans’ zijn de werkomstandigheden niet, zoals The Guardian schreef zonder een fabriek van binnen gezien te hebben. Hier verdwijnen geen oververmoeide kinderhandjes in weefmachines, maar saaier en daardoor zwaarder werk is voor een welgestelde westerling haast niet denkbaar. Toch is dit niet waar werknemers het meest over klagen.
Sparen kan niet
‘Mao Zedong is hier geweest’, staat er op een eenvoudige gedenksteen. Vlak erachter is een oud Chinees huis met karakteristieke zwarte pannen en rode raamkozijnen waar de grote roerganger tijdens de Lange Mars een keer heeft geslapen. Het is het enige oude gebouw in deze buitenwijk van Chengdu waar tientallen kolossale flatgebouwen in hoog tempo uit de grond worden gestampt. Chengdu is een van die snelgroeiende Chinese steden waarvan de meeste Nederlanders nog nooit hebben gehoord, maar waar desalniettemin ruim elf miljoen mensen wonen. Gelegen in de relatief arme provincie Sichuan, ver van de meer welvarende kuststeden, is het een ideale locatie voor Foxconn om een nieuwe fabriek te openen. De lonen stijgen snel in de kustprovincies – in oktober verhoogde Foxconn de lonen in Shenzhen, waar Longhua onderdeel van is, met tientallen procenten. Daarom bouwt Foxconn fabrieken dichterbij de dorpen van de boerenzonen en -dochters die in de fabrieken moeten gaan werken. De lonen zijn hier stukken lager. Inclusief de toelagen voor voedsel en woning betaalt Foxconn een productiemedewerker in Chengdu minimaal dertienhonderd renminbi en in Shenzhen vijftienhonderdnegentig (honderdveertig en honderdtweeënzeventig euro). Dit is meer dan concurrenten betalen en substantieel hoger dan de wettelijke minimumlonen. Als een werknemer langer dan zes maanden bij Foxconn werkt en een aanvullend examen haalt, wordt het basisloon verhoogd naar maximaal tweeduizend renminbi.
Mao’s gedenksteen gaat verscholen achter tientallen eetstalletjes, koopkraampjes met allerhande prullaria en enkele snookertafels. De geur van houtskoolvuurtjes en vers gebraden vlees is overal. Op dit verwaarloosde, ommuurde bouwterrein vieren Foxconn-medewerkers hun vrije avond. Hier komen ze om te eten, wat huishoudspullen te kopen en om te flaneren. Sommigen lopen hand in hand, anderen zien eruit of ze op weg zijn naar de disco met hun hippe kapsels, naar voorbeeld van Japanse popsterren. Bijna allemaal hebben ze hun donkerblauwe poloshirts met Foxconn-logo aan. Honderd meter verderop staan flatgebouwen met de slaapzalen waar ze wonen.
Ah Hua (19) drinkt een kopje thee op een plastic krukje. Hij werkt in de nieuwe Foxconn-fabriek in Chengdu, waar nu circa veertigduizend mensen werken en volgens lokale media over twee jaar tweehonderdvijftigduizend medewerkers honderd miljoen iPads moeten maken. Hua controleert de achterkant van de iPad 2 op krassen voor deze naar de assemblageafdeling gaat. Ja, het is saai en eentonig werk, zegt hij. ‘Maar daar wen je aan.’ Erger vindt hij dat er niet genoeg werk is. ‘Het is nu laagseizoen, in de zomer wordt het weer druk, omdat wij dan de spullen maken die met Kerst in Europese en Amerikaanse winkels liggen.’ Maar hij is toch in vaste dienst, dan zou het toch prettig moeten zijn dat er weinig werk is? Hua: ‘Juist niet. Van het basisloon kun je net rondkomen, maar nauwelijks sparen of geld naar huis sturen. Alleen met overwerk houd je geld over. Daarom wil iedereen graag overwerk doen.’
Achtennegentig uur overwerk
Een werkweek heeft standaard zes dagen van acht uur, met maximaal twee uur overwerk per dag. Dit is meer dan de Chinese wet toestaat, geeft Foxconn-baas Louis Woo toe, maar is wel conform de richtlijnen van de internationale brancheorganisatie EICC. ‘Die vinden wij belangrijker,’ zegt Woo, ‘omdat onze concurrenten en klanten die ook volgen. Bovendien willen onze werknemers graag overwerken.’
Bijna iedereen die wij in Chengdu en Shenzhen spreken, zegt regelmatig langere werkweken dan zestig uur te maken. Een van hen kon dat staven door haar loonstrookje te laten zien, waarop achtennegentig uur overwerk voor de maand maart stond genoteerd, oftewel werkdagen van gemiddeld twaalf uur. Chen Linfeng (23): ‘Meer dan tien uur per dag aan de lopende band wordt te zwaar. Na een paar dagen ben je doodop, ook omdat soms lunch of avondeten wordt overgeslagen om onze quota te halen. Maar je moet door.’ Tafelgenoot Ah Ming (21) vult aan: ‘Je verandert langzaam in een spook, een zombie. Je raakt snel geïrriteerd, je kunt niet meer goed nadenken en je gaat alles snel-snel-snel doen, ook als je niet meer werkt. Maar we hebben geen keus. Wie overwerk weigert, krijgt het de volgende keer niet aangeboden. En iedereen heeft overwerk nodig om te sparen.’
Dodelijke explosie
Te lage lonen om op een redelijke manier van te bestaan – ‘Waarom moeten we als scholieren in slaapzalen leven,’ zegt een werknemer, ‘we zijn toch volwassenen’ – is de meest gehoorde klacht. Daarnaast is er veel onvrede over de werkomstandigheden. In de fabriek in Chengdu, die nog niet af is maar waar de productie van iPads al is begonnen, is het volgens veel werknemers een zooitje. ‘Op het terrein struikel je over troep van de bouw,’ zegt Yang Meimei (21). ‘Als het regent loop je door de modder, en bij droog weer ligt overal bruin stof – tot in de fabriekshallen aan toe.’ Enkele weken na ons bezoek vond er in de fabriek van Chengdu een explosie plaats waarbij drie werknemers omkwamen en zestien gewond raakten. Helemaal toeval lijkt het ongeluk niet; wij spraken verscheidene werknemers die zich zorgen maken over de veiligheid. Meimei: ‘Het is hier een chaos. Het management heeft de gang van zaken niet onder controle.’
Een algemene klacht is het vele staan. ‘Na een dag werken is je hoofd moe, maar niet zo erg als je benen en voeten,’ zegt Ah Xia (24). De meeste werknemers moeten hun werk staand doen. Een voormalig manager in Shenzhen, belast met het verhogen van de arbeidsproductiviteit, legde ons uit dat Foxconn proefondervindelijk heeft vastgesteld dat staande werknemers geconcentreerder werken. ‘Als ze zitten, vallen ze sneller in slaap. De strategie van Foxconn is om mensen zo hard te laten werken totdat de kwaliteit en kwantiteit achteruit gaat. Net zoals je machines zo zwaar mogelijk belast tot ze stuk gaan.’ Werknemers moeten niet alleen tijdens het werk staan. Xia: ‘Het begint al als je nog maar net wakker bent. Je moet een half uur bij de bushalte wachten omdat er te weinig bussen zijn, dan sta je een half uur in de bus omdat die te vol is, vervolgens moet je in de rij staan om in te checken, bij de lunch sta je in de rij om eten te halen, na het werk moet je weer staand wachten om de bus terug naar huis te nemen, et cetera. Altijd maar staan-staan-staan.’
Apple, Sony, Dell
Een andere bron van irritatie is de harde en rigide managementstijl. Het woord militaristisch valt vaak. Zo moeten werknemers tien minuten voor aanvang van hun dienst in het gelid staan en hun supervisor groeten (zonder hiervoor betaald te worden). Om discipline te kweken wordt er geregeld gemarcheerd, zoals wij zelf zagen bij een rekruteringscentrum in Chengdu. Fouten worden bestraft met scheldpartijen, het publiekelijk voorlezen van zelfgeschreven excuusbrieven of collectieve straffen voor individuele fouten, zoals een half uur na het einde van de dienst in het gelid staan. Niet al deze voorbeelden worden door iedereen genoemd, maar er is een duidelijk patroon te herkennen in de verhalen van de werknemers. En hoewel deze manier van straffen niet ongebruikelijk is op bijvoorbeeld Chinese scholen, ervaren veel werknemers het als bijzonder vernederend.
‘Typisch Foxconn,’ zeggen werknemers, ‘in andere fabrieken komt dit nauwelijks voor.’ Volgens Foxconn-baas Woo behoren deze praktijken tot het verleden: ‘Onze managementstijl is sinds vorig jaar veranderd. We willen nu het goede aanmoedigen in plaats van het slechte te straffen.’ Vrijwel alle werknemers beamen dit en zeggen dat het vroeger erger was. Tegelijkertijd heeft bijna iedereen recente voorbeelden paraat van hardvochtige supervisors en de militaristische managementstijl.
Het is op zijn minst wrang dat er achttien zelfmoorden voor nodig waren om de managementstijl aan te passen. Ook merken als Apple, Sony en Dell – die hun producten door Foxconn laten maken – hebben boter op hun hoofd: ze waren, en zijn, volledig op de hoogte van de werkomstandigheden. Woo: ‘We krijgen om de haverklap controlebezoeken en de grote merken hebben op het fabrieksterrein kantoren, zodat ze permanent de kwaliteit van hun producten kunnen controleren. Wij zijn voor onze klanten volledig transparant.’
Oproerpolitie
De meeste werknemers ondergaan hun lot gelaten. ‘Iedereen weet hoe het er bij Foxconn aan toe gaat,’ zegt Li Donglei (18), terwijl hij aan het eind van zijn werkdag het fabrieksterrein in Chengdu verlaat. ‘Je krijgt meer betaald dan ergens anders, maar je moet veel harder werken. Als je daar niet tegen kunt, moet je hier niet in dienst treden.’ Toch zijn er geregeld opstootjes, zoals in een van de woontorens in Chengdu, afgelopen januari. Werknemers waren ontevreden over de vele aanloopproblemen van de nieuwe fabriek: lonen werden verkeerd berekend, de fabrieken waren smerig door al het stof van de bouwactiviteiten, de busverbindingen naar de fabriek slecht en het eten vies. Tweehonderd man oproerpolitie rukte uit, zo meldde lokale media. De problemen zijn er nog steeds. ‘Maar wat kun je doen?’ zegt Donglei. ‘We hebben geen alternatief. Wij zijn goedkope arbeid, goedkoper dan machines. Als we moeilijk doen, verliezen we ons werk.’
De namen van de werknemers zijn op hun verzoek gefingeerd.